's Morgens gaat de wekker, je stapt uit bed en na een verkwikkende douche, schiet je snel een spijkerbroek en t-shirt aan, een paar sneakers aan je voeten en je bent klaar om naar je werk te gaan. Tegenwoordig hebben we daar weinig tijd meer voor nodig. Drie eeuwen geleden was aankleden wel even iets anders. Een vrouw in de achttiende eeuw had heel wat meer kleding om aan te doen en waar een werkende vrouw zichzelf aankleedde, had een adellijke dame daarbij hulp nodig van haar kamermeisje.
Wespentaille nog niet in de mode
De mode in de 18de eeuw bestond uit grote, wijduitstaande japonnen, prachtig bewerkt en vaak
kostbaar. De stoffen waren kostbaar en er gingen vele meters stof in een jurk. Maar wat droeg een dame onder deze prachtige japonnen??
Ondergoed zoals wij dat nu kennen, werd niet gedragen. Op het blote lichaam droeg een vrouw een lang los hemd, meestal gemaakt van mousseline. De voeten
werden gestoken in lange kousen die met een lint op zijn plek werden gehouden. Ook de schoenen werden nu al aangetrokken.
Over het hemd kwam een korset, dat met lange linten werd vast geregen. Dit korset werd nog niet zo ingesnoerd zoals je misschien weleens op plaatjes hebt gezien, de
wespentaille was nog lang niet in de mode, het had echt nog een ondersteunende functie. Het korset van een werkende vrouw sloot aan de voorkant, zodat zij dit zelf kon rijgen, het
korset van een adellijke dame sloot aan de achterkant, haar kamermeisje hielp haar bij het inrijgen. Over het korset werd in de 18de
eeuw een heuprol of zijhoepels gebonden die er voor zorgde dat de rokken mooi wijd uitstonden.
Van korset tot hoepel, achttiende eeuwse laagjesmode
Over het korset en de hoepel kwamen één of meerdere rokken. De bovenste rok was de mooiste, prachtig geborduurd of van dure stof. Als laatste kwam hierover een jurk die aan de voorkant open was. Om het korset te verbergen, werd een losse borstlap tussen de bovenpanden gespeld. Dit paneel was vaak prachtig versierd met borduurwerk of strikken. Een dame was nu bijna klaar. Haar blote buste mocht niet worden getoond, daarom werden ze bedekt met een fichu, een halsdoek van kant of mousseline. En wilde zij naar buiten, dan droeg zij natuurlijk een hoed.
Mode van de werkende vrouw
Een vrouw van lagere komaf droeg over haar rokken een rijgjasje met een eenvoudige borstlap. Soms waren de mouwen van het jasje met een veter aan het lijfje vastgemaakt, zodat ze het jasje in de zomer zonder mouwen kon gedragen. Uiteraard droeg zij ook een halsdoek, als was deze van eenvoudig materiaal gemaakt. Als het kouder werd droeg ze een omslagdoek van wol, die ze vaak zelf maakte en lange of korte polswarmers.
Avondmode in de balzaal
's Avonds bij haar avondjapon of baljapon droeg een dame mooie sieraden die schitterden in het kaarslicht, zoals grote halskettingen, armbanden (twee dezelfde, aan iedere pols eentje), broches en natuurlijk oorbellen. En er mocht groots worden uitgepakt; avondjaponnen waren in die tijd groot en rijkelijk versierd, sieraden moesten dus ook groot zijn om op te vallen, want rijkdom mocht getoond worden.
Schitterende fantasy sieraden
Voor liefhebbers van historische kostuums maakte ik een aantal oorbellen die mooi schitteren in het kaarslicht van een balzaal of in de zon op een festival in de buitenlucht.
Verhalen die je misschien ook leuk vindt:
Write a comment